pagina's

vrijdag 24 maart 2017

Petitie voor het Domela Nieuwenhuis Museum

 hspace=Petitie voor het Domela Nieuwenhuis MuseumDeze petitie willen we aanbieden aan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Heerenveen om aan te tonen dat ons bezwaar tegen de bezuiniging een breed maatschappelijk draagvlak heeft.Hou Domela in Heerenveen!De petitie is succesvol verlopen. Door deze en andere acties in Heerenveen heeft het gemeentebestuur besloten, de bezuinigingen terug te draaien. Domela blijft in Heerenveen en het museum blijft open!Begeleidende tekst van de petitie: Het gemeentebestuur van Heerenveen is van plan om de subsidie voor het Museum Heerenveen, waar het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum deel van uitmaakt, voor een tweede maal fors te verkleinen. Werd deze een paar jaar geleden al met 92000 euro verlaagd, nu moet daar nog eens 65000 euro van af. Daarmee houdt het museum een budget van 100.000 euro over. Het bestuur van het Museum heeft duidelijk gemaakt voor dat bedrag geen erkend museum in stand te kunnen houden. Het Museum Heerenveen zal dus gaan sluiten en dat betekent dan ook sluiting van het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum in Heerenveen. Het gevolg hiervan zal zijn dat de collectie van het Domela Nieuwenhuis Museum uit Friesland gaat verdwijnen.Het Domela Nieuwenhuis Museum is een van de weinige persoonsmusea en zeker ook een van de oudste in de wereld gewijd aan iemand uit de arbeidersbeweging. Het bestaat sinds 1925 en richt zich niet alleen op het leven van Domela Nieuwenhuis, maar ook op diens ideeën. Het wil uitdrukkelijk het politieke en sociale bewustzijn van de bezoeker aanspreken.Het museum is in Heerenveen bij uitstek op zijn plaats. Heerenveen was immers de hoofdplaats van het district Schoterland, dat in 1888 met Domela Nieuwenhuis de eerste socialist naar de Tweede Kamer stuurde. Zijn eerste daad daar was aandacht vragen voor de slechte levens- en werkomstandigheden van de veenarbeiders. Het museum kan zo op een heel concrete manier bijdragen aan het verhaal van Heerenveen, dat het gemeentebestuur zo graag wil vertellen, en dat niet alleen beperkt kan blijven tot de rijke heren van Oranjewoud of de aanwezigheid van de Oranjes aldaar. Daarnaast completeert het museum prachtig het aanbod van de musea in Gorredijk en Nij Beets, die zich richten op de geschiedenis van Opsterlân (inclusief de vroege socialistische beweging aldaar) en op de geschiedenis van de vervening.Sluiting van het Domela Nieuwenhuis Museum zou voor de gemeente Heerenveen betekenen dat het niet alleen een boeiend museum gewijd aan een van de belangrijkste Nederlandse socialisten en anarchisten kwijtraakt, maar ook een mooie kans om het verhaal van Heerenveen compleet te maken. Daarnaast biedt Domela Nieuwenhuis een mooie gelegenheid de geschiedenis van Heerenveen te verbinden met de landelijke en internationale geschiedenisTeken de petitie nu!http://ferdinanddomelanieuwenhuis.nl/petitie/]]>

dinsdag 7 maart 2017

Politiek

Accelerationisten voor robotisering en tegen het arbeidethos

Accelerationisme, wat is dat nu weer? De accelerationisten of “versnellingsaanhangers” worden zo genoemd, omdat ze vinden dat detechnologische ontwikkelingen best sneller zouden kunnen verlopen. Datkan volgens hen veel sneller en vooral: heel anders. Er zijnconservatieve en progressieve accelerationisten. Het boek “Inventing the future”, geschreven door Nick Srnicek en Alex Williams, behoort tot deprogressieve stroming. Uit het boek blijkt dat automatisering enrobotisering helemaal niet zo snel gaan als wel zou kunnen. Zo is in deindustrie in de VS nog maar in tien procent van de bedrijven een robotingevoerd, terwijl dat in andere fabrieken ook wel zou kunnen.

Vooralsnog is het voor de kapitalisten echter goedkoper om mensen het werk te laten doen, vanwege de lage lonen en de flexibilisering van dearbeid. De accelerationisten eisen dat zoveel mogelijkproductieprocessen zoveel mogelijk worden gerobotiseerd. Maar hetkapitalisme en de wetmatigheden die daarbij gelden, zit dat strevenflink in de weg.

Utopie

In het boek wordt gesteld dat een links programma met perspectief er als volgt uit moet zien:
1. volledige werkloosheid en volledige robotisering van alle productieprocessen eisen;
2. felle kritiek leveren op het westerse arbeidsethos, waarbij betaaldwerk wordt beschouwd als zaligmakend en de enig mogelijke bron vanontplooiing en inkomensvoorziening;
3. de invoering van een universeel leefbaar basisinkomen;
4. drastische arbeidstijdverkorting met behoud van loon, waarbij devoorkeur van de auteurs uitgaat naar verlenging van het weekend,bijvoorbeeld met een vrije vrijdag als begin.
Een onhaalbare utopie, niet te betalen, droom maar lekker verder en ditwordt niks? De auteurs betogen dat links zijn utopisch perspectief iskwijtgeraakt, en dat dit een van de oorzaken voor haar teloorgang is.Zij leggen dat uit aan de hand van een analyse van de opkomst en detriomf van het neo-liberalisme. Aanvankelijk was dat een obscurestroming in de economie en vormde het keynesianisme de dominantehoofdmoot. Maar vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw bouwden deneo-liberalen vanuit de Mont Pellerin Society geduldig aan eeninfrastructuur die hun ideeën over de hele wereld moest verspreiden endie het neo-liberalisme hegemoniaal moest maken. Daarbij speeldendenktanks een belangrijke rol.

De neo-liberalen hebben zich in eerste instantie niet gericht op degrote groep, maar op de elites die de landen besturen. Diemaatschappelijke bovenlaag moest worden overgehaald. Er werdenonderzoeksinstituten opgericht of geïnfiltreerd, waarbij de aanhangersvan de neo-liberale theorieën hun gedachtegoed als de enige oplossingnaar voren schoven, op basis van ‘wetenschappelijk’ onderzoek. Toenbegin jaren tachtig van Thatcher en Reagan aan de macht kwamen, haddende neo-liberalen aan de zijlijn al meer dan vijftien jaar geduldiggewerkt aan de opbouw van hun infrastructuur. De argumentatie en deframing van belangrijke koppelingen, zoals neo-liberalisme + vrijheid =dynamische vooruitgang, lagen klaar voor de wereldleiders, die datvervolgens hegemoniaal hebben gemaakt.

De neo-liberale denktanks bekommerden zich aanvankelijk niet om dehaalbaarheid van hun plannen. Nadat ze een deel van de elite haddenovergehaald met gemakkelijk te lezen neo-liberale utopieën in kortegeschriften, richtten ze zich op de rest van de bevolking, waarbijsteeds meer mensen overtuigd raakten van de juistheid van de theorieënen waarbij het onderwijs een belangrijke rol speelde. De denktanksorganiseerden uitgebreide opleidingen voor studenten aan deuniversiteiten, de toekomstige managers. Overtuigd van de neo-liberaleopvattingen gingen die verder met het verspreiden ervan. Ze zagen deutopieën als een soort stip aan de horizon waar naartoe gewerkt moestworden en waarbij alle tussenstappen aan de hand van die stip aan dehorizon beoordeeld moesten worden. De neo-liberalen waren aanvankelijkzeer verdeeld over diverse al dan niet te nemen maatregelen. Ze bouwdenaan een flexibele theorie waarin voor verschillende stromingen van hetneo-liberalisme plaats was, vanuit de utopieën die ze ontwikkelden.

Surplus aan ‘overbodigen’

Wat betekent de inzet van nieuwe utopieën op basis van de genoemdeeisen voor de actualiteit? De neo-liberalen analyseerden de economischeen sociale ontwikkelingen in de jaren zestig en zeventig, toen weinigennog van het neo-liberalisme hadden gehoord. Ze constateerden dat hetkeynesianisme geen antwoorden had op ontwikkelingen in het kapitalismedie toen aan de gang waren. Er was stagflatie, inflatie met een groeivan de massawerkloosheid. De neo-liberalen dachten erover na hoe ditprobleem via hun theorieën kon worden gemanaged. Dat versterkte desuggestie dat hun opvattingen moesten worden doorgevoerd.

Naar analogie van de neo-liberalen analyseren de auteurs van“Inventing the future” de huidige problematiek. Wereldwijd is er sprakevan de groei van een surplus aan potentiële arbeidskrachten, die omdiverse redenen niet meer door de kapitalistische productie kunnenworden opgenomen. Er is een groeiende groep ‘overbodigen’, die niet meer via de koninklijke weg van de betaalde arbeid in hun onderhoud kunnenvoorzien. De politiek van de staat bestaat eruit om deze steedsgroeiende groep economisch ‘overbodigen’ te managen, eronder te houden,te reguleren vanuit een oogpunt van openbare orde, zonder het probleemop te lossen. Dat geldt voor wat “economische vluchtelingen” wordengenoemd en de grenscontroles voor de een en toegang vanuit Oost-Europaop de westerse arbeidsmarkt voor de ander. Maar ook voor bijvoorbeeld de bijstandsgerechtigden die onder de Participatiewet vallen. Het managenvan het surplus aan ‘overbodige’ arbeidskrachten heeft deels eenloondrukkende functie en deels een functie voor het bijdragen aan deafbraak van andere arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen.

Dat surplus kan worden ingedeeld in verschillende groepen. Er zijnmensen die helemaal niets hebben en die zijn aangewezen op de informeleeconomie om te overleven. En er zijn groepen die nog werk hebben of dietoegang hebben tot wat er over is van de sociale zekerheid. De discussie daarover, ook binnen links, blijft hangen in de dagelijkse actualiteitvan relatieve belangentegenstellingen tussen verschillende groepen,waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het sleutelen aan hun onderlinge verhoudingen en rechten en plichten, zonder dat te overstijgen om zoeen daadwerkelijke oplossing voor iedereen te vinden. Via een utopischperspectief, zoals de neo-liberalen dat hebben ontwikkeld, weliswaar ineen heel andere richting, moeten we bouwen aan een alternatief dat eenmenswaardig bestaan voor allen opeist. Dan kunnen – net als bij desocialisten voor de Tweede Wereldoorlog – onze tussenstappen wordenbeoordeeld aan de hand van het uiteindelijke doel en de weg ernaar toe.

Horizontalisme

De auteurs van het boek suggereren dat links veel van deneo-liberalen kan leren. Ook wij moeten ons in eerste instantie nietbekommeren om de haalbaarheid van onze oplossingen, maar voorbij dedictatuur van de actualiteit bouwen aan een kennis-infrastructuur,waarbij via platforms van denkgroepen met gebruikmaking van internet enandere moderne communicatietechnologieën de opvattingen en oplossingendie wij voorstaan, langzaam worden verspreid. Daarbij formuleren deauteurs naast de mogelijke eisen die hierboven werden genoemd nog eenpaar uitgangspunten.

De auteurs analyseren niet alleen de klassieke socialistischestromingen, zoals die van invloed waren voor de Tweede Wereldoorlog, ende sociaal-democratie met haar omarming van het keynesianisme, maar ookde nieuwe sociale bewegingen sinds 1968, en de nieuwe bewegingen in meer recente tijd, zoals de mondialiseringsbeweging en de Occupy-beweging.Ze constateren dat die nieuwe sociale bewegingen niet een duurzaamantwoord hebben kunnen formuleren op de teloorgang van de socialistische bewegingen en de sociaal-democratie, en het verval van het communismein Oost-Europa. Ze vragen zich af hoe dat komt.

Daarbij leveren ze kritiek op wat ze noemen “folkpolitics”, volgenshen het uitgangspunt van de nieuwe sociale bewegingen tot nu toe. Watzijn daar de kenmerken van? In de eerste plaats de verheerlijking vanhet horizontalisme. Dat betekent dat verticale organisatiestructuren met een hiërarchische representatie van een achterban door gekozenvertegenwoordigers in een soms bureaucratische organisatie of viaverkozen organen van parlementaire snit werden verworpen. Beslissingenmoeten worden genomen in algemene vergaderingen mer face toface-relaties, waar iedereen een gelijke stem heeft en net zolanggediscussieerd wordt tot er een consensus ontstaat. Er wordt naargestreefd dat niemand in die algemene vergaderingen meer macht heeft dan de ander, en iedere beslissing moet in die algemene vergadering wordengenomen. In de tweede plaats is er volgens de auteurs de verheerlijkingvan het kleinschalige en het lokale. Klein en lokaal is mooi enmilieuvriendelijk, grootschalig en mondiaal is verwerpelijk, leidt tothet slepen met goederen over de wereld, wat zeer milieuvervuilend is.Grootschalige productiestructuren op basis van mondiale productie vanonderdelen van het product worden verworpen.

Organisatiestructuren

De auteurs van het boek zien deze uitgangspunten als deorganisatorische blokkades voor het verder verspreiden van de socialebewegingen tot een machtige stroming, die de ontwikkelingen in de wereld zou kunnen beïnvloeden. Het horizontalisme betekent in veel gevallen in de eerste plaats vaak een impliciete uitsluiting van sommige groepen.Om deel te nemen aan de vaak lang durende algemene vergaderingen bij een actie, zoals een bezetting of een staking, wordt van de deelnemers veel energie en tijd gevraagd. En kennis en vaardigheden om het geheel tekunnen overzien. Veel mensen hebben die tijd, energie, kennis envaardigheden niet, en worden zo uitgesloten.

In de tweede plaats leidt het ver doorgevoerde horizontalisme ertoedat de discussie beperkt blijft tot de situatie van de bezetting zelf en de voortzetting ervan. Dergelijke organisatiestructuren zijn ongeschikt om een antwoord te formuleren op de abstracte en complexe mondialestructuren van nu in het neo-liberalisme en in de kapitalistischeproductie, die alleen begrepen en bestreden kunnen worden door meergeavanceerde organisatiestructuren op te zetten.

De verheerlijking van het lokale en kleinschalige leidt ertoe datgeen samenwerkingsverbanden op grotere schaal ontstaan die gemanagedworden. De Occupy-beweging slaagde er niet in om coalities met anderegroepen aan te gaan en een duurzame coördinatie te bewerkstelligentussen de diverse Occupy-groepen. De auteurs plaatsen verder vraagtekens bij de veronderstelde milieuvriendelijkheid van lokale productie, dievaak als een soort dogma in de milieubeweging wordt gehanteerd. Ze geven voorbeelden van productie die beter mondiaal georganiseerd kan worden.Dit zijn onder meer de redenen waarom de nieuwe sociale bewegingen welsuccessen hebben geboekt bij het doorvoeren van verbeteringen opbescheiden schaal, bijvoorbeeld het openhouden van een bibliotheek, hetaangaan van convenanten met grote bedrijven over de uitgangspunten vande productie of het invoeren van sociale milieuvriendelijkedoelstellingen in een klein deel van de kapitalistische productie doormiddel van kleinschalige milieuvriendelijke productie. Maar diebewegingen zijn er niet in geslaagd om het neo-liberalisme werkelijkfundamenteel uit te dagen en te beïnvloeden. Ondanks de socialebewegingen gingen de neo-liberale ontwikkelingen gewoon door. Datvereist een utopisch perspectief op basis van organisatiestructurenwaarin bureaucratie als neutraal middel, representatie en hiërarchischestructuren ook aanwezig zijn om een effectieve macht voor een beterewereld op te bouwen.

Cyborgs

Na lezing van het boek heb ik wel wat bedenkingen. De verheerlijkingvan de technologische vooruitgang bijvoorbeeld loopt in het boek uit opde veronderstelling dat we open zouden moeten staan voor de ontwikkeling van cyborgs, half mens, half machine. Nou, ik weet het niet, hoor. Datlijkt me toch een idee waar haken en ogen aan zitten. In de tweedeplaats is het maar de vraag of de voorgestelde aanpak van de auteurswerkt. Hun analyse van de opkomst van het neo-liberalisme is een beetjeeen samenzweringsachtige theorie, waarbij een klein obscuur groepjegelijkgezinden door slim manoeuvreren erin zou zijn geslaagd om huntheorie hegemoniaal te maken. De auteurs zeggen in dit verband zelfs dat de kapitalisten eerst helemaal niet waren ingenomen met de oplossingendie de neo-liberalen voorstelden. In hoeverre sloot de theorie dan tochnaadloos aan op de problemen die de kapitalisten ondervonden bij deaccumulatie van hun kapitaal en in hoeverre zal een andere alternatievetheorie, die frontaal tegen die belangen ingaat, dezelfde successenboeken?

“Inventing the future: postcapitalism and a world without work”,Nick Srnicek en Alex Williams. Uitgeverij: Verso Books, € 11,49. ISBN:9781784786229.

Piet van der Lende

]]>