pagina's

dinsdag 30 maart 2021

De basisbaan is capitulatie voor onrechtvaardige verhoudingen op de arbeidsmarkt

Solidariteit – Commentaar 430 – 28 maart 2021

De basisbaan

Piet van der Lende

In de onderhandelingen over een nieuw kabinet wordt nagedacht over de zogenaamde basisbaan voor werklozen. De Partij van de Arbeid zette het in haar verkiezingsprogramma en wil honderdduizend basisbanen in de publieke sector. Zo’n baan is volgens de PvdA een volwaardige met een fatsoenlijk salaris, waarmee mensen die ongewild langs de kant staan aan de slag kunnen. Als wijkhulp, beveiliger of speeltuinmedewerker. Maar in de diverse varianten die de ronde doen, gaat het toch meestal om vrij slechte arbeidsvoorwaarden: geen bijstand meer, maar een baan bij de gemeente tegen minimumloon.

Begin dit jaar adviseerden twee instanties het kabinet om naar de basisbaan te kijken. Als werk psychologisch en sociaal zo belangrijk is, kunnen we mensen niet ‘afschepen’ met een uitkering staat in een rapport van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid.

Verplichtingen

Ook de commissie Borstlap nam de basisbaan op in haar advies. Ze deed dat in opdracht van het kabinetsonderzoek naar de toekomst van de arbeidsmarkt. Basisbanen zijn een variant op de oude Melkertbanen, maar dan zonder doorstroming naar regulier werk als doelstelling.
De moeilijkheid om de nadelen van de basisbaan te benoemen, is dat voorstellen over elkaar heen duikelen en politieke partijen verschillende uitgangspunten hebben en wetenschappers proefballonnetjes oplaten met een wisselende inhoud. Hier enkele nadelen van de basisbanen.

Allereerst is zo’n baan een capitulatie voor de onrechtvaardigheden op de arbeidsmarkt onder kapitalistische verhoudingen. Politieke partijen en wetenschappers richten zich op volledige werkgelegenheid en pleiten voor ‘recht op werk voor iedereen’. Is dat niet mogelijk met een reguliere baan, dan met een basisbaan, noodzakelijk om te kunnen ontplooien.
Aan dit recht op werk zitten echter ook verplichtingen verbonden. In de praktijk bepaalt de ‘klantmanager’, al of niet in overleg met de betrokkene, welk werk geschikt is. De ervaring leert dat in de praktijk niets terechtkomt van uitgangspunten als zelf voorstellen mogen inbrengen, meewerken is een vrije keuze, redelijk overleg moet plaatsvinden. De klantmanager staat onder druk van bovenaf met ’te halen targets’ en zet de werkzoekende vervolgens op haar/zijn beurt onder druk.
Er is geen vrijwillige keuze. De verplichting is om iedere gangbare arbeid te aanvaarden. Het begrip ‘passende arbeid’ is afgeschaft. Daar hoor je niemand over. De deur staat dus bij gemeentelijk beleid wagenwijd open naar gedwongen arbeid – dus op straffe van kortingen of zelfs uitsluiting van de uitkering om de dwang om een voorgestelde basisbaan te aanvaarden.

Geen beleidsinstrumentarium

De gemeenten die nu experimenteren met basisbanen beschikken niet over het beleidsinstrumentarium om de arbeidsmarkt te hervormen en ongelijkheden te bestrijden. In de praktijk kan dat averechts uitwerken. Mensen worden vaak niet geholpen, maar dieper het moeras in geduwd met onbeantwoorde vragen als:

  • is volledige werkgelegenheid mogelijk, terwijl er geen economisch beleid wordt gevoerd om de markt te beïnvloeden en regulier werk te scheppen door bijvoorbeeld een industriepolitiek die de privatisering van publieke diensten terugdraait?
  • is arbeidsbemiddeling, waarbij slechts maatregelen worden genomen om de werkzoekende bij te schaven en te disciplineren, meer dan via het marktmechanisme de vraag naar arbeid af te stemmen op het aanbod?

Zo niet, dan is volledige werkgelegenheid een illusie en is de basisbaan een onderschikking aan de markt. De gemeentelijke initiatieven om basisbanen, buurtbanen of uitstroombanen te creëren passen in de huidige onrechtvaardige situatie, rustend op een neoliberaal regeringsbeleid.

Mislukking

In de bestaande verhoudingen is het beleid mislukt om arbeidsongeschikten aan een reguliere baan te helpen. De streefcijfers die in het sociaal akkoord tussen vakbonden, werkgevers en overheid zijn afgesproken, worden lang niet gehaald. Nu wordt de basisbaan van stal gehaald om mensen toch perspectief te bieden. In het licht van de chronische massawerkloosheid kunnen werkgevers die vrijwel autonoom zijn in hun selectie- en personeelsbeleid, te kust en te keur kiezen voor de mensen die ze willen aannemen. En dat zijn degenen met de hoogste arbeidsproductiviteit. Discriminatie op de arbeidsmarkt van verschillende groepen tiert welig en maatregelen ertegen zijn volstrekt onvoldoende. Bovendien gaan werkgevers, concurrerend, in hun aannemings- en beoordelingsbeleid uit van zeer subjectieve, aanvechtbare criteria.

In sommige voorstellen geldt de basisbaan als aanvullend werk, assisteren bij regulier werk, dat geen bestaande betaalde arbeid mag verdringen en soms als vrijwilligerswerk gedaan wordt. Op zich is er niets tegen een baan als bijvoorbeeld speeltuinmedewerker, maar zeker onder slechte arbeidsvoorwaarden is de basisbaan een doekje voor het bloeden. Ondanks alle mooie woorden over zinvol werk, is het in de huidige situatie zwichten voor de arbeidsmarkt, omdat:
1) mensen met een beperkte arbeidsongeschiktheid niet aan het werk komen en uitgesloten zijn van uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, zodat ze gedumpt worden in de onleefbare bijstand,
2) met name jongeren aangewezen zijn op het flexibele segment van de markt met onderbetaalde baantjes, waaraan geen bestaanszekerheid te ontlenen is,
3) ‘bevoorrechten’ werken in een vast contract met een redelijk salaris, terwijl hun banen voor de twee andere groepen nauwelijks toegankelijk zijn – onderzoek leert dat wie aangewezen is op flexibele onderbetaalde arbeid, daar dikwijls niet uitkomt.

Recht op werk

De monomane ambitie van ‘recht op werk’, volledige werkgelegenheid en werk voor iedereen klinkt op het eerste gezicht als een mooie slogan. Maar komen er maatregelen die niet voorbijgaan aan de onrechtvaardige verhoudingen tussen arm en rijk? Een tweedeling in de samenleving tussen bevoorrechten en mensen die met bestaansonzekerheid moeten leven die het kapitalisme produceert. De slogans gaan volledig voorbij aan het feit dat de bijstand het afvoerputje is geworden voor de gaten in de verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid, zodat in de bijstand duizenden zitten die geen betaald werk kunnen verrichten.
Politieke partijen houden hardnekkig de ogen gesloten. In plaats van aanvaarden dat nu eenmaal een bepaald percentage van de bevolking niet kan werken en daarvoor een goede sociale zekerheid ontwerpen, worden duizenden arbeidsongeschikten in de bijstand gezet. Telkens weer staan mensen onder druk door hen onnodig op te roepen voor gesprekken om aan het werk te gaan. Velen hebben daarvan de psychische gevolgen ondervonden. Slapeloze nachten, pillen slikken om overeind te blijven, angst het laatste vangnet te verliezen en zonder geld te komen zitten.
Deze uitzichtloosheid wordt versterkt door het feit dat in verschillende voorstellen de basisbanen tijdelijk zijn en gericht op uitstroom. Uitstroom onder de huidige arbeidsmarktverhoudingen en werkloosheid? De gecombineerde doelstelling van arbeidsbemiddeling en zinvolle arbeid in een tijdelijke baan zal bij velen de psychische problemen als gevolg van onzekerheid versterken. De twee wringen totaal. Dit staat in schril contrast met de mooie bestuurderswoorden over ‘mensen helpen zich te ontplooien en perspectief te bieden via een werkgarantie’.

Alles hangt af van de uitwerking van de basisbaan: welk beleid onder welke voorwaarden. Er is alleen wat voor te zeggen, als het gebeurt in het kader van een rechtvaardig arbeidsmarktbeleid dat de genoemde driedeling tegengaat, als de deelname aan de basisbaan vrijwillig is, als een redelijk salaris betaald wordt met een regulier arbeidscontract en als bestaand vrijwilligerswerk omgezet kan worden in een basisbaan. Verder moet worden erkend dat vele arbeidsongeschikten in de bijstand niet kunnen werken. Voor hen moet een rechtvaardige sociale zekerheid worden ontworpen.
Maar waarom dan een basisbaan genoemd en niet gewoon een baan?

Dit is nummer 430 van Solidariteitcommentaar. We brengen veertiendaags een e-mail uit met brandend commentaar op actuele ontwikkelingen. Het commentaar verschijnt eveneens op onze webstek www.solidariteit.nl. De versie op de webstek is opgemaakt en eenvoudig te printen.
Vrienden en bekenden zijn welkom en kunnen zich gratis abonneren op ons elektronisch commentaar: www.solidariteit.nl/webzine.html.
of mail ons via redactie@solidariteit.nl.

]]>

donderdag 18 maart 2021

De verkiezingsoverwinning van D’66 en de VVD. Naar een ‘linksige’ politiek in kapitalistische verhoudingen?

De Nederlandse kiezers stemmen steeds meer op rechtse partijen terwijl de verkiezingsprogramma’s de linksige kant op lijken te gaan. Althans wat betreft sociale zekerheid, hoogte van de lonen, uitgaven van de overheid voor o.a. gezondheidszorg en onderwijs, etc. Zeg maar het programma van D’66. Een belangrijk punt is hierbij de manier waarop de overheid haar burgers behandelt. De toeslagen affaire heeft op deze discussie een grote invloed. Het lijkt erop, dat veel kiezers o.a. zijn overgelopen van Groen Links naar D’66. Terwijl dit toch een heel andere partij is, die veel meer het marktdenken centraal stelt in haar beleid. Bovendien hebben de traditionele linkse partijen, SP, Groen Links en PvdA in totaal flink verloren. Kritiek op het marktdenken is ‘out’ terwijl dit in mijn ogen in veel gevallen toch de fundamentele oorzaak is van de problemen in de samenleving.

paradox

Hoe de paradox van linksig beleid door rechtse partijen te verklaren? Politieke partijen, zoeken altijd naar een standpunt wat hen de meeste kiezers oplevert. Daarom eerst maar eens mijn mening over de standpunten van de meerderheid van de bevolking. Het is bekend, dat de overgrote meerderheid van de bevolking voor een progressief sociaal zekerheidsstelsel is, en rechtvaardige lonen en arbeidsvoorwaarden. Men wil ook een goed gezondheidszorg, onderwijs en een streng milieubeleid. De linksige programma’s van de rechtse liberale politieke partijen lijken hierop aan te sluiten. In feite is het standpunt van de meerderheid, dat er hervormingen moeten plaatsvinden onder en binnen kapitalistische verhoudingen. De uitwassen van het kapitalisme moeten worden bestreden (Zie de voortdurende onthullingen in de pers ) en er moet een rechtvaardiger herverdeling van de rijkdom plaatsvinden. Dit wordt gecombineerd met het standpunt, dat de verbeteringen vooral ten goede moeten komen aan de ‘eigen’ bevolking, dus een streng tot zeer streng migratiebeleid, gepaard gaande met een tamelijk eenzijdige integratie van migranten in de Nederlandse samenleving, zodat het alleen aan de eigen bevolking ten goede komt. Politieke partijen sluiten op deze standpunten aan. De meeste mensen willen geen fundamentele hervormingen, en zien niet, dat bedrijven onder kapitalistische concurrentieverhoudingen streven naar grote winsten, die de goede doelstellingen belemmeren. Men focust op structureel overleg met de kapitalisten in het poldermodel, om via overleg en druk uitoefenen middels beperkte acties hen tot beleidswijzigingen te brengen. Daarom stemmen de mensen D’66, die de afgelopen periode deel uitmaakten van de regering en medeverantwoordelijk waren voor veel dingen die fout gingen. Daarbij wordt ook door de traditionele linkse politieke partijen breed de strategie gevolgd, evenals door sommige sociale bewegingen zoals de milieubeweging, dat eerst wel op zich radicale eisen worden gesteld, die in overleggen en onderhandelingen op tafel worden gelegd en waar dan compromissen uitrollen waar de kapitalisten mee kunnen leven. Voor een structurele hervorming van het kapitalisme is geen meerderheid te vinden. Je kunt ook stellen, dat dit discussiepunt in de verkiezingen nauwelijks een rol speelde.

Weinig invloed

De fundamentele kritiek op het kapitalisme van radicaal links heeft betrekkelijk weinig invloed. De kritiek is vaak op een hoog niveau, in wetenschappelijke of semi-wetenschappelijke moeilijk leesbare artikelen neergelegd, en er lijkt een kleine intellectuele elite te bestaan die de informatie in dit opzicht uitwisselt, moeilijk toegankelijk voor lager opgeleiden. Zij richten zich voor hun informatie op de oppervlakkiger massa-media, die zich richten op de bevolkingsgroepen die minder goed geletterd zijn en die geen belangstelling tonen voor de doorwrochte kritieken op het kapitalisme in het algemeen en het neoliberalisme in het bijzonder. Structurele kritiek op het neoliberalisme met zijn doorgeschoten marktdenken is er wel, maar de meeste mensen zien het marktdenken niet echt als een probleem, en aanvaarden de markteconomie als een noodzakelijke voorwaarde voor de productie van welvaart en welzijn. 30 jaar neoliberalisme met zijn voortdurende propaganda hebben een fundamentele marktkritiek er bij de bevolking uit geramd.

Piet van der Lende

]]>